Jaap Eikelenboom (56) neemt na 36 jaar afscheid van brandweer Bodegraven

Hij kent inmiddels het volledige reilen en zeilen van de brandweer in Bodegraven als zijn broekzak. Jaap Eikelenboom (56) is er ruim 36 jaar lang als vrijwilliger actief geweest. Hij zet er nu een punt achter. Hij levert dit weekend zijn spullen in en gaat met “brandweer”pensioen.
“De pieper: soms gaat die twee keer per dag, soms een week niet. Je kunt er geen pijl op trekken. Maar als de pieper gaat, dan ben ik weg.”




De Jeugdbrandweer werd in 1979 opgericht. “Als je bij de Jeugdbrandweer gaat, ben je verkocht!” Hij was bevriend met wie nu ploegchef Addy Burger is. “Zo ben ik erin gerold.” Jaap ging door naar de destijds “grote mensen”-kazerne aan de Willem de Zwijgerstraat. “Eigenlijk ben je 24/7 alert, ik slaap met een pieper.”

“Ik heb eigenlijk alles gezien en gedaan wat een brandweer doet in al die 36 jaar. Van een klein binnenbrandje tot dodelijke ongevallen, reanimaties, mensen die vast zitten in de lift tot een kat in de boom; de gekste dingen heb ik meegemaakt.” Iets anders wat hij ook niet meer vergeet: “De eerste reanimatie waar ik bij was, was die van mijn achterbuurman. Dat komt wel binnen.”

Grote en kleine branden

Wat het meest is bijgebleven? “Net voordat ik officieel bij de brandweer zat, was de brand bij de Katholieke Kerk. Ik ben daar toen door de mist heen gescheurd, en heb nog slangen staan rollen. Ook de branden bij firma Steenbergen, het Schuitema complex en firma Binnendijk” staan hem nog bij. Hij herinnert zich dat het bij die laatste hard vroor. “Dat gebeurde toen ik net bij de brandweer was. Dat heeft me wel gevormd. Als je jong bent vind je het leuk om bij de brandweer te gaan, maar naarmate ik ouder word denk ik steeds meer: ik kan mensen echt helpen.” Bij branden in huis denkt Jaap bijvoorbeeld mee. “Als je binnenkomt bij iemand die een keukenbrandje heeft en je ziet een mooi koffiezetapparaat staan; dan zet je daar niet zomaar de slang op. Dan pak je dat koffiezetapparaat op en kun je dat buiten neerzetten.”

Ik laat dan alles vallen en wil ‘wegwezen’, op het moment dat de pieper gaat.

Wegcijferen en ondersteunen

“Elke maandagavond hebben we oefening. 36 jaar lang, op verschillende locaties.” Hij denkt terug. “De jongens onder elkaar, dat ga ik wel het meest missen. Na een ongeval moet je elkaar steunen, of ’s avonds even een bakkie doen bij iemand. Je gaat met zijn tweeën de brand in, je kunt elkaar blindelings volgen, en je wilt ook ’s avonds weer thuiskomen.”

“Sinds een paar maanden hebben we een nieuwe kazerne. Mijn derde kazerne. Dan voel je je wel oud worden hoor!” lacht hij. “Ik ben nu de oudste van de brandweer; er komen allemaal jonge gastjes bij. Die jonge garde wil je toch een stukje meegeven. Ik ben nu 56 en op een gegeven moment ga je pijntjes krijgen. Je moet conditioneel perfect zijn. Op een gegeven moment moet je denken: het is goed zo, en anderen gaan verder.”

Het brandweerwerk deed Jaap naast -en soms tijdens- zijn eigen werktijden. “Ik heb eerst bij Andrélon gewerkt, toen bij  Langerak en daarna bij Instruct; ik was oproepbaar. Ik mocht van de werkgever gaan. Ik laat dan alles vallen en wil ‘wegwezen’, op het moment dat de pieper gaat.”

Je hebt iemand nodig voor steun

Hoe zijn familie zich verhoudt tot Jaap’s leven bij de brandweer? “Ze passen zich altijd aan. We zouden met Sinterklaas naar familie gaan; op een gegeven moment ging dan mijn pieper. Ja, dan ben ik weg. Ze hebben zich altijd wel weggecijferd omdat ik zo nodig bij de brandweer wilde zijn.” zegt hij over vrouw Cora en zijn twee dochters. “Altijd laat ik alles vallen; ook met visite, Oudejaarsavond; dan gaat de pieper en weg ben ik; de hele avond zien ze me niet meer. Je moet een partner hebben die er achter staat; zonder mijn vrouw Cora kan ik het niet. Je komt ’s nachts thuis, en dan heb je een grote brand of ongeval gehad; dan praat je daar wel even over. Je hebt iemand nodig voor steun.”

Rennen voor een plek op de wagen

“Het is het mooist om op de brandweerwagen te zitten; er kunnen er maar zes op. Het is dus ook een beetje: wie het eerst komt en wie het eerst maalt. Het is een sport om de wagen te halen, anders kun je niet meer mee” Aldus Jaap, die ook chauffeur is. “Je wil de auto niet voor je neus weg zien rijden.”

“Het is wel vrijwillige brandweer; maar je doet het er allemaal wel naast. Als je pieper gaat, hoor je wel te komen. Ook al zit er een kat in de boom; je moet altijd oproepbaar zijn. Je kunt niet ’s nachts in bed blijven liggen. Je komt op, je komt thuis en je kan niet meteen slapen, je cijfert jezelf altijd wel weg.”

je moet er een beetje gek voor zijn.

Anders slapen

Waar Jaap zich op gaat richten nu hij gaat stoppen bij de brandweer? “Ik ben fanatiek met racefietsen en mouintainbiken; daar kan ik nu meer tijd aan besteden. Als ik ging fietsen naar Alphen moest ik mij voorheen afmelden [omdat hij niet aanwezig was in Bodegraven voor een potentiële brand], dat valt nu weg. Ook kan ik samen met mijn vrouw Cora en mijn twee studerende dochters meer tijd doorbrengen.”

Missen

“Het is met pijn in mijn hart dat ik stop; je wil eigenlijk nooit stoppen. Ik zal het wel ontzettend gaan missen; als ik de brandweer voorbij zie gaan zal het zeer doen dat ik er niet bij zal zijn. Je moet er toch van houden. Ik heb het nooit met tegenzin gedaan. Het is een stukje adrenaline, je moet er een beetje gek voor zijn.” En de pieper? “De pieper ga ik inleveren. Het zal anders slapen worden”, lacht hij. “Mijn uniform en alles lever ik ook in bij de brandweer.” Toch houdt hij, naast alle herinneringen, iets extra’s over aan zijn avontuur. “Ik heb vorig jaar een Koninklijke Onderscheiding gehad. Dat koester je wel. Een stukje waardering; daar ben ik wel trots op.”

Door: Anne van Schothorst

Advertentie